Visuele banner met de tekst 'gebruik scherptediepte voor betere close-ups', geplaatst over een macrofoto van een paddenstoel in groen gras.
Fotografie

scherptediepte in macrofotografie voor betere close-ups

Wat doet scherptediepte met je foto?

Scherptediepte bepaalt hoeveel van je foto er scherp is. Of beter gezegd: welk deel van je beeld scherp is en welk deel juist onscherp. Vooral bij macrofotografie speelt dit een grote rol.

Kijk maar eens naar deze twee voorbeeldfoto’s. De ene is gemaakt met een groot diafragma (bijvoorbeeld f/2.8), de andere met een klein diafragma (bijvoorbeeld f/16). Wat zie je?

Close-up van een euromunt met beperkte scherptediepte, waarbij alleen een klein deel van de munt scherp is en de rest geleidelijk vervaagt. Close-up van een euromunt met grotere scherptediepte, waarbij de hele munt scherp in beeld is tegen een zachte achtergrond.

Bij het grote diafragma is de achtergrond lekker wazig: je onderwerp springt eruit. Bij het kleine diafragma blijft juist alles – van voorgrond tot achtergrond – vrij scherp.

Toch werkt dat bij macrofotografie net wat anders dan bij andere vormen van fotografie, zoals landschappen of portretten. Omdat je zo dicht op je onderwerp zit, wordt de scherptediepte (het gebied dat scherp is) vaak zó klein dat het in millimeters wordt uitgedrukt. En dat maakt het lastiger om je hele onderwerp scherp te krijgen.

Hoe werkt scherptediepte bij macrofotografie?

Er geldt een simpele regel: hoe dichter je op je onderwerp zit, hoe kleiner de scherptediepte.

Laat ik een praktijkvoorbeeld geven met mijn eigen macrolens: een Sigma 105mm f/2.8. Als ik scherpstel op de minimale afstand van 31,3 cm en fotografeer met diafragma f/16 – dat klinkt als ‘een klein diafragma, dus veel scherptediepte’ – dan blijkt dat de totale scherptediepte alsnog maar 3,8 millimeter is. Dat is echt flinterdun.

Vergelijk dat eens met een portret op 2 meter afstand met datzelfde diafragma f/16. Dan krijg je ineens een scherptediepte van 21 centimeter. Een wereld van verschil.

En dat verklaart meteen waarom macrofotografie vaak vraagt om uiterste precisie:

  • Scherpstellen moet heel exact gebeuren.
  • Een statief is bijna onmisbaar.
  • Elke kleine beweging, van jou of van je onderwerp, heeft gevolgen.

Wat kun je doen om beweging te voorkomen?

In een studio of binnenshuis is het nog te overzien. Je onderwerp – een kamerplant bijvoorbeeld – staat stil. Maar probeer ditzelfde trucje eens buiten, in de tuin. Dan is zelfs het kleinste zuchtje wind al funest: je onderwerp beweegt en valt buiten het scherptegebied. Weg foto.

Tips om dat te voorkomen:

  • Wacht op een windstil moment. Heb je geduld, dan kun je prima “op het moment” fotograferen.
  • Maak een windscherm. Denk aan een simpele lichttent, een stuk karton, een paraplu of iets anders wat de wind weghoudt.
  • Zet je onderwerp vast. Veel macrofotografen gebruiken hiervoor een dun stokje of een oude uitschuifbare radioantenne. Daarmee klemmen ze het steeltje van een bloem vast met een broodclipje. Zo beschadig je niets, maar zorg je wel voor stabiliteit.

Conclusie

Scherptediepte is misschien wel het meest bepalende element in macrofotografie. Het vraagt wat oefening, maar het loont de moeite. Want als jij het beheerst, maak je foto’s waarin je onderwerp haarscherp uit je beeld springt — precies zoals jij het voor ogen had.


Wil je meer leren over dit soort praktische fotografievaardigheden? In de Fotografie Praktijkschool ontdek je hoe je met vertrouwen en plezier dit soort technieken in de vingers krijgt. Lees hier meer over de Praktijkschool »