
Wat doet de sluitertijd precies in je camera
Als fotograaf heb je een krachtig gereedschap in handen: de sluitertijd. Die bepaalt namelijk hoelang het licht op je sensor valt — en daarmee hoeveel licht je foto krijgt, of je onderwerp scherp is of juist bewogen, en of je sfeer kunt creëren met beweging.
De sluitertijd is dus meer dan een technisch detail. Het is een creatief hulpmiddel.
Hoe werkt sluitertijd
Elke keer dat je een foto maakt, opent de sluiter van je camera zich voor een bepaalde tijd. Dat kan heel kort zijn — bijvoorbeeld 1/8000e van een seconde — of juist heel lang: meerdere seconden of zelfs minuten. En heb je de bulb-stand op je camera, dan kun je de sluiter zelfs onbeperkt openhouden zolang je de ontspanknop indrukt. Handig bij nachtfotografie of light painting!
Sluitertijden worden uitgedrukt in seconden of fracties daarvan. Bijvoorbeeld:
- 1/250s betekent dat de sluiter 1/250e seconde openstaat (dus heel kort).
- 1/60s is iets langzamer: de sluiter blijft dan langer open, wat meer licht geeft.
Waarom is sluitertijd belangrijk?
Sluitertijd heeft invloed op twee belangrijke dingen:
- De hoeveelheid licht in je foto (belichting).
- De scherpte van bewegende onderwerpen.
Kies je een snelle sluitertijd (zoals 1/500s), dan ‘bevries’ je beweging. Ideaal voor onderwerpen die snel bewegen, zoals vogels, sporters of een fietser in volle vaart.
Kies je een langzame sluitertijd (zoals 1/30s of nog langer), dan zie je juist beweging terug in je beeld. Denk aan stromend water dat een zijdezachte waas wordt, of een voorbijrijdende auto met lichtstrepen.
Nikon D50 + Sigma 18-50mm f/3.5-5.6 - ISO 200 | 26mm | f/16 | 6s
Praktisch voorbeeld: wanneer kies je welke sluitertijd?
Stel je staat op een mooie ochtend in het bos en je camera zegt dat 1/60s een goede belichting geeft. Dan is dat een relatief trage sluitertijd. Kans bestaat dat je de camera niet helemaal stil kunt houden. In dat geval is een statief je beste vriend.
Geeft je camera aan dat 1/500s voldoende licht binnenlaat? Dan zit je goed om uit de hand te fotograferen en kun je ook bewegende onderwerpen scherp vastleggen.
Kort gezegd:
- Snelle sluitertijd (1/250s en korter): meer bevriezing, minder licht.
- Langzame sluitertijd (1/60s en langer): meer beweging, meer kans op onscherpte zonder statief.
Wat wil je vastleggen? Laat de sluitertijd dat bepalen
Voordat je de sluitertijd instelt, is het slim om jezelf af te vragen: Wat wil ik laten zien in mijn foto?
- Beweging bevriezen: gebruik een snelle sluitertijd.
- Beweging laten zien (zoals mee pannen met een auto): gebruik een langere sluitertijd.
- Lichtsporen creëren (zoals bij sterren of verkeer): gebruik een extra lange sluitertijd met statief en eventueel de bulb-stand.
Nikon D500 + Nikkor 70-200mm f/2.8 - ISO 400 | 120mm | f/5 | 1/800s
En dan nu: die ‘stops’ – wat zijn dat eigenlijk?
In fotografietaal hoor je vaak de term ‘stops’. En ja, dat klinkt misschien wat technisch, maar het is eigenlijk best logisch.
Een stop betekent een halvering of verdubbeling van de hoeveelheid licht die de camera binnenkomt. Elke keer dat je de sluitertijd verdubbelt (bijvoorbeeld van 1/250s naar 1/125s), geef je één stop meer licht. Halveer je de sluitertijd (bijvoorbeeld van 1/60s naar 1/125s), dan geef je één stop minder licht.
Dit principe geldt trouwens niet alleen voor sluitertijd, maar ook voor diafragma en ISO. Die drie vormen samen de belichtingsdriehoek.
Sluitertijd en diafragma: een samenspel
Een langzamere sluitertijd kun je vaak compenseren met een groter diafragma (een lager f-getal, zoals f/2.8 of f/4). Hoe groter het diafragma, hoe meer licht er binnenkomt, en hoe korter de sluitertijd hoeft te zijn.
Vergelijk het met een kraan: een dikke buis (groot diafragma) laat in korte tijd veel water door (kortere sluitertijd). Een dunne buis (klein diafragma, zoals f/16) laat weinig water door — dus moet de kraan langer open blijven (langere sluitertijd).
De sluitertijdtrap: zo lees je je camera-instellingen
Kijk maar eens op je camera. Je zult getallen zien zoals:
- 1/1000
- 1/500
- 1/250
- 1/125
- 1/60
- 1/30
- 1/15
- enzovoort...
Elk stapje op deze schaal is één stop verschil. Een handig geheugensteuntje bij het maken van bewuste keuzes.
Samengevat: dit wil je onthouden
- Sluitertijd bepaalt hoelang licht op de sensor valt.
- Snelle sluitertijd = beweging bevriezen.
- Langzame sluitertijd = beweging tonen (of risico op onscherpte).
- Sluitertijd beïnvloedt belichting en sfeer.
- Elk stapje is een stop — belangrijk bij het balanceren met diafragma en ISO.
📸 Tip: Wil je nóg beter snappen hoe sluitertijd samenwerkt met diafragma? Lees dan ook mijn artikel over f/stops.
Alle nog ontbrekende puzzelstukjes vallen dan zó op z’n plek.