Belichting en de camera instellen
Wanneer je je eerste stappen zet in de fotografie merk je al snel dat het van groot belang is dat je begrijpt wat een f-stops is en dat je weet hoe je de goede belichting vertaalt naar de juiste camera-instellingen. Leer je dat niet, dan worden al je foto’s al snel veel van hetzelfde. Belichting en f-stops zijn de sleutels op je camera tot het succes. En met succes bedoel ik een goede en/of spannende foto. Deze sleutels maken of breken je foto.
Zet je de belichting niet goed, dan zijn je foto’s mislukt. Dat kan eigenlijk ook niet meer gered worden in Photoshop of Lightroom of welk ander programma ook. Dat is niet helemaal waar, maar het ziet er dan ook wel ‘gered’ uit. Soms krijg je maar één kans om de foto te maken. Is de belichting dan niet goed, dan krijg je een middelmatige of gewoon slechte foto.
Gelukkig hebben alle camera’s gemakkelijk te doorgronden belichtingsinstellingen. De belichting is opgebouwd uit drie componenten. Deze drie kun je allemaal apart instellen op je camera. Op sommige camera’s is het zelfs mogelijk om een preview te krijgen, nog voordat de foto gemaakt is. Echter is er niet altijd tijd genoeg om de preview te bekijken, daarom is het belangrijk dat je goed weet hoe je snel de belichtingsinstellingen kunt aanpassen.
Hoe is de belichting opgebouwd?
De juiste belichting bestaat uit de f-stop, ook wel diafragma genoemd, de tijdsduur van de belichting, ook wel de sluitertijd genoemd en de ISO waarde, wat vroeger filmgevoeligheid heette. Als eerste stel je de ISO (400 en hoger) in. Bij weinig licht een wat hogere ISO, bij veel licht een lagere ISO (400 of lager).
De f-stop, of het diafragma bepaalt de scherptediepte. Een hoog getal betekent een kleine lensopening met een lange scherptediepte. Zowel de voorgrond alsook de achtergrond zullen min of meer scherp zijn. Gebruik je grotere lensopeningen (bijvoorbeeld f/2,8 of f/4) dan geeft dat een korte scherptediepte en daarmee zal het onderwerp wel scherp zijn, maar de achtergrond slechts vaag.
De belichting is nu afhankelijk van het diafragma. Hoe kleiner de lensopening, hoe meer licht nodig is om de juiste belichting te bereiken. Bij een grotere lensopening is er veel minder licht nodig en daarmee dus een kortere belichtingsduur ofwel een kortere sluitertijd.
De ingebouwde lichtmeter van je camera helpt je bij het vinden van de juiste instellingen. Helaas heb je niet altijd voldoende tijd om de juiste instellingen te bepalen. Dan is het van belang om vooraf de instellingen de bepalen en je daarna te concentreren op het maken van de foto’s.
Het leren combineren van deze drie parameters (ISO, Diafragma, Sluitertijd) is niet zo moeilijk wanneer je weet hoe je je camera moet gebruiken. Weten wat er met de belichting gebeurt in combinatie met sluitertijd en diafragma is uiteraard ook erg belangrijk.
Daarnaast zijn er een paar andere dingen waar je rekening mee moet houden bij het instellen voor de juiste belichting. Zo heeft elke lens een maximale diafragmaopening. Die vind je op de lens vermeld. Zo kan een 70-300mm f/4-5.6 telelens als deze helemaal ingezoomd is op 300mm een maximale diafragmaopening hebben van f/5.6 wat betekent dat je een langere sluitertijd nodig hebt dan wanneer je een 300mm f/2.8 lens gebruikt. OF een combinatie met een hogere ISO waarde.
Lenzen worden vaak aangeduid met termen als ‘snel’ of ‘langzaam’. Dat heeft altijd te maken met de maximale diafragmaopening. Zo kun je de genoemde 70-300mm f/4-5.6 telelens als ‘langzaam’ aanduiden en de 300mm f/2.8 als ‘snel’.
De beste manier om belichting te leren is een soort van stilleven op te zetten daarop met de camera oefenen met diverse combinaties van instellingen. Op die manier kun je goed leren doorgronden wat je camera wel of niet kan voor jouw vorm van fotografie.
Start met de laagste instellingen voor het diafragma, de sluitertijd en de ISO waarde. Verander het diafragma steeds met 1 stop (meestal 3 klikjes) tot het maximum. Doe hetzelfde voor de sluitertijd en als laatste ook voor de ISO waarde.
Vergelijk elke foto met elkaar en bekijk welke verandering heeft plaatsgevonden. Je kunt dit ook nog eens herhalen met een andere setting, zoals spelende kinderen, een hond, een portret, een landschap of wat dan ook. Hoe meer je praktisch oefent en alle verschillende instellingen test, hoe gemakkelijker het je afgaat wanneer je ‘voor het echie’ aan de slag gaat.
Wat is een stop licht?
Hierboven is de term 'stop' of 'lichtstop' als eens gevallen. Maar wat is een stop nu eigenlijk? Het is een beetje fotografenjargon, maar wel een heel belangrijke term als je de belichtingsdriehoek, bestaande uit diafragma, sluitertijd en ISO, wilt begrijpen.
Een stop is niets meer of minder dan een halvering of verdubbeling van de hoeveelheid licht. Het diafragma gaat van f/4 naar f/5.6; dat is een halvering en dus 1 stop minder licht. De sluitertijd gaat van 1s naar 2s; dat is een verdubbeling en dus 1 stop meer licht. De ISO gaat van 400 naar 200; dat is een halvering en dus 1 stop minder licht.
Het mooie hiervan is dat de stops soort van inwisselbaar zijn. Bijvoorbeeld: het diafragma gaat van f/11 naar f/8 (1 stop meer) en de sluitertijd gaat van 1/100s naar 1/200s (1 stop minder). Per saldo verandert er aan de belichting van de foto helemaal niets.
Hiermee is ook meteen het belang aangetoond van het kennen van de rijtjes. Voor sluitertijd en ISO is dat nog redelijk gemakkelijk, want die waarden halveren of verdubbelen steeds. Bij het diafragma is het wat lastiger. Vreemdere getallen en vooral: hoe groter het getal wordt, hoe kleiner de lensopening en hoe minder licht. Dat voelt vaak onlogisch aan.
Maar probeer die getallen eens als een breuk te zien, want dat zijn het in feite. De / in de diafragma-aanduiding staat daar voor. Dan is het logischer dat een diafragma van f/4 (1/4) veel groter is dan een diafragma van f/16 (1/16). Want 1/4 deel van een taart is veel groter dan 1/16 deel van de taart.