Scherptediepte uitgelegd

Wanneer je het concept van scherptediepte begrijpt heb je een basis waarop je later je fotografische beslissingen kunt baseren. Met andere woorden: je laat in je foto’s zien dat je weet waar je mee bezig bent. Niet zomaar een lucky shot...


Vaak duurt het wel een paar geheugenkaartjes voordat je de basiskennis van bepaalde fotografische technieken in de vingers hebt. Belichting is een mooi voorbeeld daarvan. Velen worstelen daar lange tijd mee. Een ander voorbeeld is Scherptediepte, ook wel Depth of Field (DoF) genoemd. Je kunt daar oneindig lang mee bezig zijn om uit te vinden waar je mee bezig bent en wat je goed of fout doet.

Scherpte in combinatie met onscherpte

Fotografen vragen zich vaak twee dingen af wanneer ze beginnen met fotograferen:

  1. Hoe bereik ik een scherp onderwerp en een onscherpe achtergrond?
  2. Hoe krijg ik alles scherp?

Wil je tot een professioneler resultaat komen dan zul je enkele regels moeten leren. Regels die betrekking hebben op grote en kleine scherptediepte. Daarnaast kun je leren om je persoonlijke visie weer te geven door het gebruik van de scherptediepte.

Kijk als eerste eens naar de verschillen tussen een grote en kleine scherptediepte. Een kleine scherptediepte betekent een scherp onderwerp en alles ervoor en erachter is onscherp. Voorbeeld: een portretfoto waarbij alleen maar de ogen van het model scherp zijn weergegeven. Bij een grote scherptediepte wordt juist de nadruk gelegd op zoveel mogelijk scherp in de foto.  Voorbeeld: een landschapsfoto waar zowel de nabije voorgrond als ook de vergelegen achtergrond scherp in de foto naar voren komt.

Wanneer zou je een kleine scherptediepte gebruiken?

Selectief bepalen waar je de focus op legt, geeft je als fotograaf de ruimte om aan te geven wat jij belangrijk vind. Dit kan natuurlijk een heel krachtige foto opleveren. Denk maar eens aan zo’n foto waarbij een persoon in en hele menigte is gefotografeerd. Waarbij alleen die ene persoon scherp is afgebeeld en de rest van de mensen onscherp. Die ene persoon wordt dan even helemaal uit de menigte getrokken. In zo’n geval kun je spreken van ‘een foto zegt meer dan duizend woorden’!


Bij een glamourportret wordt een kleine scherptediepte gebruikt om het onderwerp in de foto te isoleren. Dat kan zelf zover gaan dat het dichtstbijzijnde oog van het model volledig scherp is en het andere oog al onscherpte vertoont. Met deze techniek zet je een heel sterk en krachtig beeld van iemand neer!

In welke situaties maak je gebruik van scherptediepte?

Een grote scherptediepte kan uitstekend van pas komen bij bijvoorbeeld landschapsfotografie. Een kleine scherptediepte zal hierbij slechts een deel van het landschap scherp weergeven. Dat is meestal iets wat je niet wilt bij landschappen. Door gebruik te maken van de grote scherptediepte laat je alles, van dichtbij tot veraf, voldoende scherp in de foto zien.


Het is nu aan jou als fotograaf om bij elke gelegenheid in te schatten welke scherptediepte je gaat gebruiken. Iedere situatie is anders. Bij elke gelegenheid moet je jezelf afvragen: wat wil ik met mijn foto eigenlijk zeggen?

Hoe kun je jouw kennis van scherptediepte voor je laten werken?

Om hier weer een volledige uitleg te geven over de werking van het diafragma voert wat te ver. Maar even heel kort: het diafragma is de opening waardoor het licht binnenvalt op de sensor. Met de f-stops maak je die opening groter of kleiner.

Sommige oudere lenzen hebben nog een diafragmaring, waarmee het diafragma handmatig ingesteld kan worden (let op: meestal werkt het dan niet meer op een modern DSLR). De cijfers op zo’n diafragmaring zien er zo uit:

2.8 – 4 – 5.6 – 8 – 11 – 16 – 22

Deze getallen staan voor de mater van opening van het diafragma, ook  wel f-stops genoemd.

De huidige digitale spiegelreflexcamera laat de gekozen diafragmawaarde in de beeldzoeker (en eventueel ook op andere displays) zien. Vaak zul je daar ook andere waarden zien, dat zijn halve of derde stops. En serie diafragmawaarden kan er dan bijvoorbeeld zo uitzien:

2.8 – 3.2 – 3.5 – 4 – 4.5 – 5 – 5.6 – 6.3 -7.1 – 8 – 9 – 10 – 11 en verder

Het kiezen van het juiste diafragma vergt enige technische kennis en een beetje basiskennis van wat basisbegrippen. Een kleine scherptediepte vraagt om een groot diafragma, dus een laag f-getal, zoals f/2.8. Een grote scherptediepte heeft juist weer een klein diafragma nodig, dus een hoog f-getal, zoals bijvoorbeeld f/16.

Een scene die gefotografeerd wordt met een hoog f-getal (klein diafragma) zal van voor tot achter scherp zijn. Een onderwerp fotograferen met een laag f-getal zal uiteindelijk een foto opleveren met het onderwerp scherp, terwijl de achtergrond onscherp (vaag) is.

Je kunt dit concept heel goed thuis oefenen door drie voorwerpen op een rijtje te leggen. Een appel of een ander stuk fruit is bijvoorbeeld heel geschikt. Die blijven namelijk gewoon liggen. Leg ze achter elkaar met een gelijke afstand ertussen en zoek een perspectief om vanuit te fotograferen. Begin dan met een klein f-getal (groot diafragma) en zo verder naar de hogere f-getallen (klein diafragma). Kijk dan eens naar de foto’s om de verschillen te zien.


De meeste DSLR camera’s hebben wel een knop om de scherptediepte te beoordelen. Druk op deze knop, waardoor het diafragma zich sluit naar de gekozen waarde, waardoor je kunt zien in de beeldzoeker wat het met de scherptediepte doet. Op basis daarvan kun je het gekozen diafragma nog aanpassen naar je wensen. Let wel: de beeldzoeker wordt donkerder doordat het diafragma zich sluit, waardoor er minder licht binnenkomt. Door veel te oefenen kun je redelijk inschatten wat een bepaald diafragma doet qua scherptediepte.

Dit is natuurlijk alleen maar de basis van scherptediepte. Er zijn meer elementen die de uiteindelijke scherptediepte van een foto bepalen. Een lange of korte brandpuntsafstand, de afstand tot je onderwerp en die van de achtergrond, etc. Maar belangrijk is dat je de basis begrijpt. Pas dan kun je verder!