Verschillende Soorten Kleur
Zon- of lamplicht lijkt op het eerste gezicht geen speciale kleur te hebben, beide zijn wit, maar als het licht wordt gebroken door een prisma, ontstaat een spectrum van kleuren. Het zijn dezelfde kleuren als van een regenboog die ook door de breking van wit zonlicht ontstaat. Een wit voorwerp weerkaatst alle kleuren van het spectrum, een zwart object daarentegen absorbeert ze. Als er licht op bijvoorbeeld een rode appel valt, zal het rood worden gereflecteerd en de rest van het spectrum geabsorbeerd. Volgens hetzelfde principe reflecteren en/of absorberen printers de verschillende golflengten van het licht om kleur te produceren. Zowel bij zonlicht als bij kunstlicht domineert een bepaalde kleur het spectrum. Midden op de dag is het zonlicht bijvoorbeeld veel blauwer dan 's ochtends vroeg en zal het zonlicht altijd blauwer zijn dan een halogeenlamp. Een goede camera is zodanig geijkt dat het de originele kleuren van het onderwerp zo werkelijk mogelijk weergeeft, maar de betreffende lichtbron is bepalend.
Kleurtemperatuur
Het licht kan worden beschreven aan de hand van de kleurtemperatuur, die wordt uitgedrukt in Kelvin (K). De schaal van Kelvin begint bij het absolute nulpunt, -273 C, wat in theorie de koudst denkbare kleur is. Als een denkbeeldig object, bijvoorbeeld een stuk metaal, wordt verhit, krijgt het een kleur die oploopt van rood naar oranje, geel en wit om tenslotte bij blauw te eindigen. Aan de temperatuur van de kleur kan op de schaal van Kelvin een preciese maat worden gegeven. Een kaars heeft bijvoorbeeld een kleurtemperatuur van ongeveer 2000 K, terwijl aan de andere uiterste zijde van de schaal het daglicht tussen 9000 en 18000 K ligt (een heldere dag). Ochtend- en avondlicht liggen rond de 5000 K, een zomerse namiddagzon is 5400 K en een bewolkte hemel ruim 7000 K. Verhoudingsgewijs bevat daglicht meer blauw, terwijl lamplicht in de huiskamer een sterke oranjegloed heeft. Daarom wordt het eerste 'koud licht' genoemd en het laatste 'warm licht'. Kleuren buiten
Omdat het oog zicht voortdurend aan de verschillende lichtomstandigheden aanpast, merkt het niet hoe het licht in de loop van de dag verandert. Dit gebeurt ook niet abrupt, zodat door de geleidelijkheid van de verandering de kleuren onveranderd blijven aandoen. In een gematigd klimaat is het zonlicht op een zomermiddag bijna wit en voor het oog neutraal. Een zonsondergang wordt als geel of oranje gezien en komt overeen met de warme kleuren op de schaal van Kelvin. Het licht van vuur of een kaars is nog warmer en in de schaduw, op een bewolkte dag, of bij heldere hemel is het licht koud of blauw. Warme kleuren
Een foto die op de namiddag is genomen, zal overwegend oranje kleuren hebben en - misschien zelfs buitensporig- warm van toon zijn. Warme tonen zijn eigenlijk ideaal voor een onderwerp als landschap of architectuur, maar er bestaan geen vaste regels voor.