Sneeuw fotograferen - handige tips

Nu we weer eens een winter hebben met relatief veel sneeuw, is sneeuw fotograferen een hot item. Hoewel het een beetje fris is buiten, is het een prachtig moment om dit weerfenomeen vast te leggen op de sensor. De sneeuw heeft, net als alle ander weersomstandigheden, zijn eigen unieke eigenschappen en biedt veel nieuwe inspiratie.

De eigenschap van sneeuw waar je het meest op moet letten, is dat sneeuw wit is. Dat is nog eens een open deur intrappen, nietwaar? Maar door deze kleur krijgen al je foto's een dominante en fel reflecterende achtergrond. Om dan nog mooie foto's te maken zul je hier goed rekening mee moeten houden. Je moet namelijk je belichting daar op aanpassen. Een onderdeel van correct belichten is specifiek belichten voor de donkere onderwerpen die in je kader staan. Vogels, mensen, dieren in de sneeuw zijn allemaal een stukje donkerder dan de sneeuw zelf. In de meeste gevallen zal de belichtingsmeter van je camera dan ook op hol slaan. Dit komt doordat een belichtingsmeter doorgaans is gekalibreerd op een gemiddelde weergave van 18% grijs. Alle witte delen zullen dan ook onderbelicht worden als je op de belichtingsmeter vertrouwt. Wanneer je fotografeert met zo'n grote hoeveelheid wit in je achtergrond zul je zelf je belichting moeten bijsturen. Dat kan heel eenvoudig door het diafragma wat te vergroten, handig als je dan switcht naar de Manual stand. Dus je meet de belichting door de sluiterknop half in te drukken, switch naar de Manual stand en neem de gemeten belichting over. Vergroot dan het diafragma, afhankelijk van de hoeveelheid wit met 1/3 tot 1 stop. Met een digitale camera is het heel gemakkelijk geworden om het effect van een extra 1/3 stop te zien. Uiteraard kun je de camera ook op de semiautomaat (diafragma- of sluitertijdvoorkeuze) zetten en met de +/- knop overbelichten. Op die manier kun je de witte sneeuw ook in je foto echt wit krijgen.
Omdat je de belichtingsmeter van je camera niet meer (zo goed) kunt vertrouwen in de sneeuw, kun je het beste overschakelen van matrixmeting naar spotmeting. De meeste camera's beschikken daar tegenwoordig wel over. Heeft jouw camera die niet, gebruik dan centrummeting. Hiermee kun je precies aangeven welk deel van je compositie correct belicht moet worden. Stel dat jouw compositie nu vooral bestaat uit sneeuw en ijs, dan kun je nog wel wegkomen met een centrummeting. Wat een sneeuwfoto pas echt moeilijk maakt is de grote hoeveelheid detail en textuur van de sneeuw. En nog meer als sneeuw- of ijsformaties juist het hoofdonderwerp zijn! In ieder geval zal de spotmeting altijd het beste resultaat geven. Vergeet ook niet om het histogram te checken of er geen sprake is van teveel overbelichting (clipping). Het histogram is één van de meest ondergewaardeerde onderdelen op een digitale camera! Je zult dan je belichting wat aan moeten passen, dat kan via het diafragma of via de sluitertijd. Je kunt er zomaar last van hebben, dat komt door het aanwezige zonlicht, zelfs op een bewolkte dag.
Als je digitale camera je de mogelijkheid biedt om de kleurtemperatuur aan te passen, dan kun je of de foto koeler of warmer van kleur maken. Maar zelfs als je dat niet kunt, is het mogelijk om bepaalde aanpassingen in de kleurtemperatuur te maken door de Witbalans instellingen aan te passen. Probeer maar een de instelling 'tungsten' (lamplicht) bij overdag buiten fotograferen. Je zult zie dat je foto's allemaal een blauwe, koele gloed meekrijgen die het meest zichtbaar is in de schaduwen of in achtergronden met sneeuw.
Uiteraard kun je altijd nog een HDR foto maken wanneer je een besneeuwd landschap fotografeert. Maar dat is weer een heel ander hoofdstuk binnen de wereld van fotografie!