Scherptediepte en Macrofotografie

Bij macrofotografie is scherptediepte een van de grootste uitdagingen. Zoals al aangegeven, is het gebied dat scherp wordt weergegeven vaak slechts een fractie van een millimeter, vooral bij hoge vergrotingen. Dit maakt de positie van de camera en de hoek van opname cruciaal. Wanneer het onderwerp niet perfect parallel aan de sensor wordt gefotografeerd, is de kans groot dat belangrijke details onscherp worden. Dit is bijvoorbeeld duidelijk bij het fotograferen van insecten, waar de ogen vaak het belangrijkste focuspunt zijn. Door de beperkte scherptediepte zal alles wat zich buiten dit vlak bevindt snel vervagen.


Een andere belangrijke factor om rekening mee te houden is de keuze van het diafragma. Hoewel het verleidelijk kan zijn om een klein diafragma te kiezen (bijvoorbeeld f/16 of f/22) om zoveel mogelijk scherptediepte te bereiken, introduceert dit vaak diffractie, wat de scherpte negatief beïnvloedt. Daarom balanceren veel macrofotografen tussen een acceptabele scherptediepte en maximale scherpte door diafragma’s te kiezen tussen f/8 en f/11. Check onderstaande tabel maar eens, dan zie je meteen hoe klein de scherptediepte is:


Een statief is in dit soort situaties onmisbaar. Het voorkomt beweging en stelt je in staat om nauwkeuriger te werken, zeker bij langere sluitertijden. Daarnaast kan het gebruik van focus stacking, waarbij meerdere beelden met verschillende scherpstelpunten worden samengevoegd, een oplossing bieden om meer scherptediepte te creëren zonder concessies te doen aan de beeldkwaliteit.