RAW fotograferen

Het RAW formaat is een digitale vriend voor alle fotografen. Als jij commercieel fotografeert (dus geld verdient met je foto’s) dan biedt fotograferen in RAW je de mogelijkheid om kwalitatief gezien de laatste druppel uit elke foto te persen. 

RAW of JPEG? Afhankelijk van welk formaat je kiest, heeft een foto een verschillende route voordat deze klaar is. In het geval van RAW: het beeld wordt vastgelegd door de sensor (meestal in 12-bits, soms zelfs 14-bits, wat zeer veel data betekent) en gaat direct door naar de geheugenkaart, zonder enige verdere bewerking door de camera. 

In geval van een JPEG: het beeld wordt vastgelegd door de sensor, dan door de camera bewerkt (zoals het toevoegen van contrast, verscherping, etc.). Vervolgens wordt het bestand omgezet naar 8-bits en daarna opgeslagen op de geheugenkaart. Door deze compressie (naar 8-bits) wordt een stukje beeldkwaliteit opgeofferd, om tot een kleiner bestand te komen.


Nabewerking

Wanneer je fotografeert in RAW doet de camera helemaal niks met de beeldinformatie. Er wordt dus geen bewerking op uitgevoerd, zoals dat bij een JPEG wel gebeurt. Dat betekent eveneens dat –wanneer je het best uit een RAW foto wilt halen- je wel wat aan nabewerking moet doen. Een beetje vergelijkbaar met wat de camera intern al meteen doet met een JPEG. 

Dit wordt ook wel beeldbewerking of nabewerking genoemd. En dat heeft dus niks te maken met het ‘verbouwen’ van een foto, of dat een nabewerkte foto niet meer conform de werkelijkheid is. Integendeel.

 

Nabewerking is alles wat je doet om een RAW foto, die in feite je digitale negatief is, in zijn definitieve vorm te krijgen, zodat de uiteindelijke JPEG of TIFF klaar is om geprint te worden of op internet geplaatst te worden. Nabewerking is overigens iets wat altijd al gebeurde, het is niet iets exclusiefs van de digitale tijd. 

Nabewerking geeft de digitale fotograaf de ultieme controle over hoe hun beelden er uit komen te zien. Fotograferen in RAW geeft daarom de digitale fotograaf het beste uitgangspunt. JPEG is soms goed genoeg. Er zijn echter wel situaties waarin het fotograferen in JPEG uitstekende resultaten geeft. Dat is meestal het geval wanneer de lichtomstandigheden op alle punten kloppen. 

Is er bijvoorbeeld sprake van hoge contrasten, dan zul je zien dat JPEG terrein verliest en details in de hooglichten kwijt raakt. Dit wordt veroorzaakt door de interne beeldverwerking door de camera, die een contrastcurve toepast op het beeld. Bij veel spiegelreflex camera’s kun je kiezen voor verschillende contrastcurven, om zo de JPEG verwerking te optimaliseren, ook bij wisselende lichtomstandigheden. 


Hooglichten terughalen

Door het kunnen terughalen van de hooglichten ben je meer in staat om het maximale uit je beeld te halen. Bij een foto, geschoten in RAW, heb je veel meer potentie om de hooglichten terug te halen. Dit komt doordat een RAW bestand een enorme hoeveelheid data bevat (meestal 12 of 14 bits). In Photoshop is het dan mogelijk om het RAW bestand 2x te verwerken: 1x als een normale verwerking en 1x als een donkere verwerking. Die kun je dan in twee lagen over elkaar leggen en met een masker of gum de juiste delen laten zien. In Lightroom gaat het nog iets gemakkelijker met de speciale schuifbalk voor de hooglichten. De potentie is in elk geval enorm!

RAW kwaliteit

Misschien vraag je jezelf wel af: ‘Waarom niet direct in JPEG fotograferen, als je een RAW foto uiteindelijk toch gaat omzetten naar een JPEG?’ Als de situatie zodanig is dat je de foto moet oplichten, dan is RAW absoluut in het voordeel. Het eindresultaat ziet er al gauw een stuk natuurlijker uit dan bij een opgelichte JPEG foto. Puur vanwege de extra beeldinformatie die RAW bevat. RAW bevat 12 of 14 bits informatie, terwijl een JPEG 8 bits bevat. 

Daarnaast is RAW een ongecomprimeerd bestand, terwijl JPEG een gecomprimeerd bestand is. De info is als het ware een stuk samengeperst. Dat gaat al gauw ten koste van beeldkwaliteit. Bij een ongecomprimeerd bestand is er geen dataverlies bij het open en sluiten van het bestand. RAW en TIFF zijn bijvoorbeeld ongecomprimeerde bestandsformaten. 

Elke keer als een JPEG wordt geopend en weer opgeslagen in JPEG formaat, is er een stukje dataverlies en dus kwaliteitsverlies. Dit geldt echter niet bij bewerking in Lightroom, omdat daar de foto niet tussentijds wordt opgeslagen, maar pas bij de finale export. Iets wat vaak over het hoofd wordt gezien!


Controle over de witbalans

Wanneer je te maken hebt met lastige lichtomstandigheden, zoals bijvoorbeeld met verschillende lichtbronnen (daglicht/lamplicht), kun je een handmatige witbalansmeting doen. Hiermee stel je de camera in op een optimale witbalans voor die specifieke situatie. Dit doe je (meestal, maar check even je handleiding) door de camera op een wit stuk papier te richten, met alle lichtbronnen ‘aan’. Op die manier kun je de juiste kleurtemperatuur instellen. 

Dit is in het bijzonder erg zinvol wanneer je fotografeert in JPEG, omdat je daarmee voorkomt dat er achteraf een kleurcorrectie gedaan moet worden Als er al iets aan te passen valt. Fotografeer je daarentegen in RAW, dan heb je achteraf nog de volledige ruimte om elke willekeurige witbalans of kleurtemperatuur in te stellen.


Moet ik nu in RAW fotograferen?

Persoonlijk fotografeer ik praktisch altijd in RAW. Alleen wanneer ik twijfel of ik tijd en zin heb om de beelden na te bewerken (hoewel dat met Lightroom een fluitje van een cent is) kies ik gemakshalve voor de optie RAW+JPEG. Fotografeer ik in opdracht, of komen de foto’s op een andere manier naar buiten, dan is het voor mij zonder twijfel altijd RAW. De keuze is voor iedereen weer anders. Er is geen harde richtlijn. De keuze is aan jou!