Licht meten met je camera

Het meten van licht is in de fotografie een vak apart. Het is tegelijkertijd kunst en wetenschap. Licht meten is een combinatie van technische kennis en creatieve visie die essentieel is voor het bepalen van de juiste belichting. Waardoor betere foto’s maken mogelijk wordt.


De combinatie van kunst en wetenschap van de lichtmeting wordt gebruikt om een basis lichtmeting te bepalen waarmee de uiteindelijke belichting bepaald wordt. Je kunt deze lichtmeting zien als een voorbeeldbelichting, gegeven de hoeveelheid licht die beschikbaar is om vast te leggen met de camera.

Wanneer je eenmaal de basis lichtmeting hebt, kun je gaan variëren met de basis ingrediënten van de belichting: diafragma, sluitertijd en ISO. Tegenwoordig is de ingebouwde lichtmeter van de camera de meest gebruikte manier om een basis lichtmeting te krijgen. Bepaal zelf de ISO en zet je camera in AUTO om een eerste basis lichtmeting te doen. Met de camera in de AUTO stand worden het diafragma en de sluitertijd voor je gekozen.

Iets verder gaat het als je de lichtmeting uitvoert met de camera in Diafragmavoorkeuze- of Sluitertijdvoorkeuzestand. Je bepaalt dan zelf vooraf het gewenste diafragma of de sluitertijd, de camera berekent aan de hand van de lichtmeting de bijbehorende sluitertijd of het diafragma.

Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een lichtmeting waarbij je zelf al het diafragma of de sluitertijd bepaalt. Op deze manier heb je twee van de drie variabelen zelf in de hand. De camera berekent zelf slechts één waarde.

Bij de meeste camera’s kun je een lichtmeting doen door de ontspanknop half in te drukken. Je kunt dan de meetwaarden aflezen in de beeldzoeker.

Van grote invloed op het licht meten is het punt waarop je de camera richt tijdens de lichtmeting. Het komt maar zelden of nooit voor dat een onderwerp volkomen egaal belicht is. Een helder belicht onderwerp geeft een heel andere lichtmeting dan wanneer het onderwerp minder helder belicht is. Zelfs niet al zijn de overige omstandigheden gelijk. De lucht is veel helderder belicht bij zonsondergang dan de voorgrond op hetzelfde tijdstip. Let dus goed op waar je de camera op richt om tot een goede lichtmeting te komen.

Wanneer je eenmaal een basis lichtmeting hebt gedaan kun je gaan aanpassen en je eigen creatieve draai er aan geven die jij nodig vindt voor die situatie. Misschien wil je een portretfoto maken die van achter wordt belicht door de zon. Goede kans dat je dan eindigt met een foto waarbij de lucht volledig is uitgebleekt (overbelicht). Het belangrijkste bij een portretfoto is immers het juist belichten van het gezicht van je model.

Vertrouw je altijd op de lichtmeting van de camera en doe je zelf nooit een aanpassing, dan zul je altijd met gemiddeld belichte foto’s thuiskomen. Dat is op zich niet erg of fout, maar de kans op saaie foto’s wordt er wel veel groter door.


Ik zal je een voorbeeld geven:

Je fotografeert een gebouw. Tijdens zonsondergang. Door de camera op de lucht te richten krijg je een lichtmeting gebaseerd op het juist belichten van de zonsondergang. Door nu je compositie te herbepalen en ook het gebouw op te nemen maak je een foto met een juist belichte zonsondergang waarbij het gebouw als silhouet tevoorschijn komt. En dat geeft een fraaie, dramatische touch aan de foto. Ook hier geldt: oefening baart kunst.

Veel moderne digitale camera’s bieden je de mogelijkheid om bij de lichtmeting de zogenaamde spotmeting te gebruiken. In dat geval gebruikt de lichtmeter slechts zo’n 10% van het oppervlak om de lichtmeting te doen. Kijk even in de handleiding van je camera om deze functie te activeren.

Je kunt deze spotmeting functie heel creatief inzetten door op verschillende plaatsen van je onderwerp de lichtmeting te doen, compositie herbepalen en de foto te maken. Je kunt dan zien hoe dezelfde scene er uit ziet met verschillende belichtingen. Probeer dit eens met een spotmeting op een schaduwgebied, een middentonen gebied en een licht gebied om het volledige effect te zien.

Wanneer het gemiddelde licht qua toning dicht bij elkaar ligt is het wellicht niet zo nodig om deze uitgebreide(re) belichtingstechnieken toe te passen.


Voor de meeste foto’s is de variatie in het tonale bereik groot genoeg, de beslissing is dan volledig aan jou of je verschillende keren licht meten moet doen op de verschillend belichte gebieden die van belang zijn voor de compositie. Spotmeting kan erg nuttig zijn in dit soort situaties.