Digitale Spiegelreflexcamera (DSLR)

Sinds 1936 heeft de 35 mm-spiegelreflexcamera zich ontwikkeld tot hét professionele handmodel voor de fotografie. Hét grote voordeel was dat de beeldzoeker exact liet zien wat werd gefotografeerd, een concept dat computergebruikers kennen onder het acroniem 'wysiwyg' ('what you see is what you get', wat u ziet is wat u krijgt)'voornamelijk dankzij deze techniek konden verwisselbare objectieven worden gebruikt. Digitale spiegelreflexcamera's (SLR) namen meteen na hun introductie op de markt eenzelfde positie in, deels omdat de argumenten die pleiten voor het zien door de fotografische lens, moeilijk te weerleggen zijn en deels om bestaande gebruikers van spiegelreflexcamera's over de streep te trekken. Omdat het vooral de objectieven zijn die de camera zo prijzig maken, is het prettig dat de oude objectieven op de body van een digitale spiegelreflexcamera passen. De digitale spiegelreflexcamera werkt op precies dezelfde manier als de traditionele spiegelreflexcamera: de combinatie van diafragma en sluitertijd bepaalt de belichting. Anders is dat de film is verruild voor een chip en dat de foto's op geheugenkaarten worden opgeslagen. Een verschil dat enorm veel voordeel oplevert.


Heel lang was de spiegelreflexcamera voorbehouden aan de professionele fotograaf omdat hij zo duur was. Dankzij nieuwe technologieën is de prijs flink gezakt en ligt een spiegelreflexcamera nu binnen ieders bereik. Het lijkt alsof alleen het grote aantal megapixels het grootste voordeel van de digitale spiegelreflexcamera is. Er zijn echter nog veel meer redenen om voor dit type camera te kiezen. 


1) Solide en ergonomische camerabody 

2) Verwisselbare objectieven 

3) Verwisselbare beeldzoeker 

4) Aansluitingen voor de pc en externe flitser 

5) Accu met groot vermogen 

6) Flitsschoen 

7) Keuzemogelijkheid 'manual' 

8) LCD-scherm voor het bekijken van foto's en instellen van digitale waarden 

9) Ingang geheugenkaart 

10) Bedieningsknoppen voor de camera in verticale positie

Een spiegelreflexcamera is een fotocamera, die voorzien is van een bijzonder zoekersysteem dat optimaal richten en instellen van de camera mogelijk maakt. In de stralengang tussen lens (objectief) en film (of sensor) is daartoe een spiegel aangebracht, normaliter onder een hoek van 45 graden, die het beeld op een instelglas laat vallen dat gewoonlijk gematteerd is en meestal matglas wordt genoemd. 

Normaal is dat de spiegel het licht naar boven kaatst (afwijkend: Olympus Pen F en FT. Deze halfkleinbeeldcamera’s hadden een staand filmformaat en de spiegel kaatste het beeld naar rechts.) Bij sommige camera’s kan de fotograaf het beeld op het instelglas rechtstreeks van bovenaf bekijken. Meestal wordt het beeld echter bekeken via één of meer prisma’s (gewoonlijk via een pentaprisma, ook wel dakkantprisma genoemd) en/of spiegels (porro mirror system). 

In sommige camera’s kunnen verschillende typen instelglazen geplaatst worden en soms is ook de rest van het zoekersysteem verwisselbaar. 

Op het moment van de opname klapt de spiegel weg uit de baan tussen lens en film (sensor) en sluit daarmee tegelijk het via de zoeker invallende licht buiten. Vervolgens opent zich dan de spleetsluiter die zich vlak voor de film (sensor) bevindt. Als de sluiter zich in het objectief bevindt (centraalsluiter) is de camera van klepjes of een hulpsluiter voorzien om te verhinderen dat er licht op de film valt zolang de sluiter openstaat voor het bekijken van het zoekerbeeld. 

Tijdens het opklappen van de spiegel sluit het diafragma (niet in het plaatje afgebeeld) in het objectief zich tot de waarde die door de gebruiker of door een automatisch systeem is ingesteld. 

De camera kan op verschillende manieren voorzien zijn van een lichtmeetsysteem; tegenwoordig vindt de lichtmeting altijd door het objectief plaats voor optimale nauwkeurigheid. Zoals gezegd maakt het reflexsysteem optimaal richten en instellen mogelijk. Het beeld op het matglas is namelijk gelijk aan het beeld dat op de film (sensor) gaat komen. 

Niet alleen de compositie kan exact worden bepaald, zonder het parallaxprobleem dat een doorzichtzoeker met zich brengt, maar ook de scherpte kan nauwkeurig worden ingesteld, net als bij een platencamera/technische camera, die zonder spiegel werkt. 

De éénogige spiegelreflexcamera’s zijn bij uitstek geschikt voor het gebruik van verschillende objectieven. Sommige fabrikanten leveren voor hun camera’s tientallen objectieven met verschillende brandpuntsafstanden en lichtsterkte; daarbij zien we steeds meer objectieven met een variabele brandpuntsafstand, zgn. zoom-objectieven. Ook zijn opstellingen mogelijk voor het maken van extreem-nabij-opnamen (macrofotografie) en microfotografie. 

Het spiegelreflexprincipe werd al toegepast in de 19e eeuw. Dit principe werd geoctrooieerd door de Engelse fotograaf Thomas Sutton in 1861. De eerste éénogige kleinbeeld-spiegelreflexcamera was de Kine-Exakta van de Ihagee Kamerawerke uit Dresden (Duitsland), op de markt gebracht in 1936. Een vernieuwde versie van 1950 heette de Exakta Varex. 

Digitale spiegelreflexcamera’s zijn sinds enkele jaren sterk in opkomst en worden steeds betaalbaarder; met name de Japanse producent Canon heeft veel aan deze ontwikkeling bijgedragen met modellen als de EOS D30 en de EOS 300D en 350D. 

Hieronder is een doorsnede van een spiegelreflexcamera te zien met het zicht op de optische componenten. Het maakt hierbij niet uit of het nu om een analoge of een digitale spiegelreflexcamera gaat. 


Doorsnede van een spiegelreflexcamera met zicht op de optische componenten. De tekening toont de weg van het licht via het objectief (1), de breking door de spiegel (2) en de projectie op het matte instelglas (5). Via een lens (6) en het pentaprisma (7) bereikt het beeld de zoeker (8). Tijdens de opname beweegt de spiegel in de richting van de pijl, de sluiter (3) opent, en het beeld wordt geprojecteerd op de film of sensor (4) met precies hetzelfde beeld als zichtbaar in de zoeker.