Belichting maakt of kraakt je landschapsfoto

Je kunt het leuk vinden of niet, lastig vinden of niet, willen omzeilen of niet maar je kunt er niet omheen: de belichting is de kern van fotografie. Belichting is het proces van het licht toelaten op de sensor. 

Belichting is opgebouwd uit drie basisprincipes, die samen de belichtingsdriehoek vormen. Dat zijn sluitertijd, diafragma en ISO. Dit zijn principes die al golden toen de eerste foto’s gemaakt werden en die gelden nu nog. 


De belichting maakt of kraakt je landschapsfoto Voor ons fotografen is het van belang om te weten en te begrijpen hoe dit proces werkt en hoe je het (creatief) kunt beïnvloeden. Met andere woorden: je kunt dan met enige zekerheid precies de foto maken die je zelf al had gevisualiseerd. 

Een wijd verbreid misverstand is dat het goed belichting van de foto minder belangrijk is geworden nu we digitale camera’s en fotobewerkingssoftware hebben. Natuurlijk zit daar wel een kern van waarheid in. Maar toch geldt nog steeds: als de basis niet goed is, komt het met de foto meestal ook niet goed. Maak jezelf vooral geen luie fotograaf! 

Lees hieronder verder om meer te ontdekken over belichting en waarom het zo belangrijk is voor het vakmanschap.

Wat is belichting precies?

Een goede belichting is simpel te definiëren als ‘gewoon een belichting die het beeld dat de fotograaf voor ogen heeft ook daadwerkelijk geeft’ wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Is het beeld te licht dan is het overbelicht, is het te donker dan is het onderbelicht. 


De belichting maakt of kraakt je landschapsfoto Een moderne camera heeft gelukkig de beschikking over een geavanceerd lichtmeetsysteem wat door de lens heen het licht meet. Ook wel TTL-meting (through the lens) genoemd. En dat werkt in de meeste lichtomstandigheden ook prima. Maar tegelijkertijd is het geen onfeilbaar systeem. Daarom is het belangrijk dat je zelf de drie principes van de belichtingsdriehoek en hun onderlinge relatie goed begrijpt. 

Overbelichting kan worden gecorrigeerd door een kleiner diafragma, een kortere sluitertijd of een lagere ISO gevoeligheid. Onderbelichting kan worden gecorrigeerd door een groter diafragma een langere sluitertijd of een hogere ISO gevoeligheid. 

Landschapsfotografen werken in het algemeen met de camera op een statief vastgezet. Daarom is er niet direct de noodzaak om de sluitertijd kort te laten zijn om bewegingsonscherpte te voorkomen. Daarom hoef je je als landschapsfotograaf alleen maar te richten op een laag ISO gebruik. Check hiervoor eens de zogenaamde ‘native ISO’ van je camera. 

Dat zijn de waardes die je in getallen ziet, dus niet de L of H settings. Bij mijn Nikon D500 is de laagste native ISO bijvoorbeeld de waarde 100. Een lage ISO dus om zo min mogelijk ruis in beeld te krijgen. Controleer dan ook meteen even of je camera toevallig is ingesteld op auto-ISO, want dat is niet de bedoeling. Stel zelf handmatig de ISO in die je nodig hebt.

De volgende belangrijke instelling is het diafragma. De grootte van het diafragma bepaalt grotendeels de scherptediepte. Daarom is dit een hele belangrijke factor. Doorgaans wil je als landschapsfotograaf een scherpte van voor tot achter in beeld zien. 

Hoe kleiner het diafragma, hoe groter de scherptediepte. Toch is er een maar. Namelijk diffractie. Dat treedt op naarmate het diafragma kleiner wordt. In de praktijk betekent het dat de scherptediepte toeneemt, maar de algehele scherpte afneemt. Per saldo geen winst dus. 

Dat is dan ook de reden waarom je niet klakkeloos het kleinste diafragma wat de lens je biedt kunt gebruiken. Kies dan liever voor een diafragma wat een redelijk grote scherptediepte geeft, maar relatief diffractie vrij is. Zelf vind ik f/11 daarbij altijd een goed beginpunt, hoewel je altijd rekening moet houden met het landschap wat je wilt vastleggen en het resultaat wat je voor ogen hebt. 

Nu de ISO en het diafragma zijn ingesteld is het zorg om een juiste sluitertijd te selecteren. Een juiste sluitertijd die zorgt voor een correcte belichting. In de automatische en semi-automatische (diafragmavoorkeuze en sluitertijdvoorkeuze) programma’s zal de camera die zelf berekenen. In de handmatige ofwel manuele (M) stand moet je dat zelf doen. Ik ga daar zo meteen nog wat verder op in. 

Wanneer je een geschikte combinatie hebt gevonden van ISO, diafragma en sluitertijd dan betekent het dat wanneer je één van deze drie instellingen verandert, dit ook een tegengestelde aanpassing bij een van de andere twee instellingen vereist, om dezelfde belichting te verkrijgen. Ofwel: er is sprake van een wederkerige onderlinge relatie.

Manueel of Diafragmavoorkeuze (M of A/Av)?

Camera’s hebben verschillende belichtingsprogramma’s, zoals de bekende PASM (Programma, Aperture/Diafragma, Sluitertijd en Manueel), maar vaak ook diverse voorgeprogrammeerde programma’s zoals de Automaat of Picture Scenes. 

Sommige camera’s hebben een apart landschapsprogramma maar die zou ik gewoon laten voor wat het is. Je laat dan teveel de camera voor je denken en je hebt meestal geen idee wat de camera nu eigenlijk doet. En dat is vooral lastig wanneer er niet precies gebeurt wat je voor ogen hebt. 

In de praktijk zal vrijwel elke landschapsfotograaf kiezen tussen Diafragmavoorkeuze (A/Av) of Manueel (M). Wat mij betreft is het een persoonlijke voorkeur en is er niet zoiets als de beste optie. Beide manieren bieden volledige controle over de scherptediepte, wat meestal het belangrijkste item bij het vastleggen is. 

Persoonlijk heeft voor mij de Diafragmavoorkeuze de voorkeur. Voor alle duidelijkheid: het is zeer zeker belangrijk dat je in de M-stand kunt werken. Maar de A-stand (Diafragmavoorkeuze) geeft me de volledige vrijheid om de scherptediepte te bepalen, terwijl het automatisch voor mij de juiste sluitertijd bepaalt. 

Deze manier reageert ook zelf op veranderingen in het licht en het gebruik van filters (al geldt dat maar tot op zeker hoogte). Dit geeft mij de vrijheid om me volledig te focussen op de scherpstelling en compositie. In de M-stand moet je zelf steeds de sluitertijd aanpassen wanneer het licht verandert of wanneer je filters gebruikt. Dit verhoogt de kans op het maken van fouten. 

Er zijn zeker situaties waarbij de M-stand beter zijn werk doet. En nogmaals: zorg er voor dat je ook daadwerkelijk in de M-stand kunt werken. Zodat je niet met je mond vol tanden staat als het nodig is. Bijvoorbeeld wanneer de sluitertijden langer dan 30s worden. Dan moet je overschakelen naar de Bulb-stand en zelf de belichting instellen. Sommige fotografen hebben de voorkeur om altijd in de M-stand te werken. En daar is niks mis mee. 

Maar hou je verre van het standpunt (wat ik nog vaak tegenkom bij workshops en cursussen) dat je pas een ‘echte fotograaf’ bent wanneer je in de M-stand fotografeert. Dat is gewoon niet waar. Het is een optie die je kunt kiezen. Niet meer en niet minder.


De belichting maakt of kraakt je landschapsfoto Een landschapsfotograaf moet snel en efficiënt kunnen werken om lopende kansen niet te missen. Daarom gebruik je het best het belichtingsprogramma wat het beste voor jou persoonlijk werkt. In al mijn jaren als professioneel fotograaf heeft nog nooit iemand gevraagd naar de gebruikte belichtingsmethode bij een specifieke foto. 

En het is ook helemaal niet van belang. Wat wel belangrijk is: de kwaliteit van het beeld. En zolang jij in staat bent om hierin intuïtief te werk te gaan maakt het allemaal niets uit. Jij beslist wat je gebruikt.

Histogram

Met dank aan het histogram, en meer specifiek het live histogram, is de gekozen manier van belichting niet zo relevant. Maak daarom gebruik van deze grafiek om je beslissingen over belichting te bepalen. 

In de basis is het histogram een tweedimensionale grafiek (vaak gezien als een berg) die laat zien hoe de tonale waarden zijn verdeeld over de foto. De horizontale as laat de tonale spreiding van de foto zien. Van puur zwart (waarde 0, helemaal links) tot puur wit (waarde 255, helemaal rechts). De verticale as laat zien hoeveel pixels die specifieke waarde hebben. 

Het histogram is een essentieel gereedschap om de juiste belichting te bepalen. Hoewel er gek genoeg niet zoiets bestaat als een ‘perfect histogram’. De grafiek laat puur zien hoe de tonale waarden verdeeld zijn. En dat kan per beeld behoorlijk variëren. Maar een belangrijke functie van het histogram is dat het overbelichting zichtbaar maakt. 

Het grootste risico wat het histogram blootlegt zijn de pixels die gegroepeerd zijn rondom de linker- of rechterkant van de grafiek. Een piek rond de linkerkant duidt er op dat het beeld erg donker is (onderbelicht), terwijl een piek aan pixels aan de rechterkant wijst op een te licht en overbelicht beeld. 

Wanneer er pixels ‘over de rand’ heen vallen dan is het histogram ‘geknipt’. Dat worden ook wel de ‘clipping pixels’ genoemd. Dat zijn pixels die als puur zwart of puur wit geregistreerd worden. En daardoor kun je geen details meer uit de schaduwen of de hooglichten terughalen in de nabewerking. En je begrijpt: dat moet je voorkomen. 

Gebruik de knop van de belichtingscorrectie om het beeld lichter of donkerder te maken. Het histogram kun je gebruiken om te bepalen hoe groot de correctie moet zijn. 


In de meeste situaties wil je een histogram zien waarin allen toonwaarden binnen de grenzen vallen. Zo voorkom je de clipping. Maar hou wel rekening met de helderheid van je landschap. 

Zo zal bijvoorbeeld een besneeuwd landschap voornamelijk toonwaarden aan de rechterkant geven, terwijl een silhouet juist weer aan de linkerkant zit. Dit betekent dan niet meteen dat de belichting fout zit. Het hoort bij de aard van het landschap. 

Tegenwoordig kun je op veel camera’s, via Live View of meteen als in de EVF (elektronische zoeker, zoals op de systeemcamera’s) een live histogram zien. Dat is handig want op die manier kun je vooraf de belichtingsinstellingen aanpassen, voordat je de ontspanknop indrukt. Dat geeft je haast een garantie op goed belichte beelden, foto na foto. 

Heeft je camera nu geen live histogram, dan is het zaak om het histogram naderhand te bekijken. Iets meer werk, maar zeker niet onoverkomelijk. Hanteer je deze werkwijze nog niet dan wordt het tijd om die gewoonte er in te slijpen. Maak gebruik van het histogram. Hierdoor voorkom je grote belichtingsmissers. 


Hooglichten Waarschuwing functie ofwel de Blinkies

Elke digitale camera heeft en Highlights Alert functie. Ook wel de Blinkies genoemd. Meestal is die zichtbaar in de weergavefunctie, dus wanneer je de foto’s terugkijkt op de camera. 

Deze waarschuwing helpt je om een foutieve belichting, in dit geval overbelichting, te voorkomen door te laten zien welke delen van het beeld overbelicht zijn geraakt. Vaak gebeurt dat door de overbelichte delen wit/zwart te laten knipperen. Daar kun je dan niet meer langsheen kijken.

Belichtingscompensatie

De hulpmiddelen voor een juiste belichting, zoals het histogram en de blinkies helpen je om snel en gemakkelijk een fout in de belichting te ontdekken. Maar met het ontdekken alleen ben je er nog niet. Je moet de fout ook kunnen corrigeren. Je moet weten hoe je de instellingen kunt aanpassen om fouten te corrigeren of juist om een creatieve belichting te verkrijgen. 

Fotografeer je in de M-stand dan is het heel eenvoudig. Je verandert de sluitertijd om het beeld lichter of donkerder te maken. Verander juist niet het diafragma, want daarmee verander je ook de scherptediepte. 


Kies een kortere sluitertijd om je foto donkerder te maken en een langere sluitertijd om je foto lichter te maken. Gebruik je de A(v)-stand? Dan kun je de belichting aanpassen met de belichtingscompensatieknop. Dat is een knop die meestal naast de ontspanknop zit, met een +\- teken er op. 


Belichtingscompensatie is een belangrijke functie die zowel een praktisch als een creatief doel dient. Hierbij geef ik je wel een stevige waarschuwing: zet de belichtingscompensatie na elke foto of na de fotosessie weer terug naar 0, anders zijn als je volgende beelden een stuk lichter of donkerder dan je eigenlijk bedoelde. Ik spreek uit ervaring! 


Lichtmeetprogramma’s

Met een lichtmeetprogramma bedoel ik de mogelijkheid van de camera om het (gereflecteerde) licht te meten in een bepaalde setting en daarbij de correcte belichting aan te geven. Let wel: correct volgens wat de camera denkt dat correct is. Meestal gaat dat helemaal goed, maar niet altijd. Daarom is het belangrijk om er wel op te letten en niet zomaar blind te volgen. 

De camera beschikt over meerdere lichtmeetprogramma’s. Meestal MultiZone/Matrix, Centrumgewogen en Spotmeting. Als landschapsfotograaf is dit een vrij gemakkelijke keuze. Je wilt het gehele landschap meenemen qua belichting. Daarvoor is de MultiZone/Matrix/Evaluative meting het meest geschikt. Dat is voor mij ook de standaard. 

In bepaalde situaties (anders dan landschappen) kies ik voor iets anders, maar de standaard is voor mij de Matrixmeting bij Nikon. Dit lichtmeetprogramma leest de lichtwaarden over het gehele beeld en brengt die tot een gemiddelde belichting. Lichtmeetprogramma’s zijn tegenwoordig behoorlijk geavanceerd, maar dat wil niet zeggen dat ze het altijd bij het juiste eind hebben. 

Met name in situaties met veel lichte of donkere tonen gaat het gemakkelijk mis. Dan is het opletten geblazen. 


Hoewel, dit soort situaties hoeven niet direct problemen op te leveren, mits je gebruik maakt van het (live) histogram. Op die manier kun je belichtingsproblemen al vroeg detecteren en meteen compenseren.

Is ETTR nog wel relevant?

Exposing to the right (ETTR) ook wel op rechts belichten genoemd, is een techniek die alleen gebruikt kan worden bij RAW foto’s. Hierbij wordt de foto zodanig belicht dat de grafiek van het histogram zo ver mogelijk naar rechts komt, zonder dat clipping/overbelichting optreedt. 

Technisch gezien ben je dan aan het overbelichten, maar dan wel zonder detailverlies. Daarom mag de grafiek ook niet over het randje van het histogram heen gaan. Het beste werkt dit om in stapjes de belichting te compenseren, net zo lang tot je ziet dat de grafiek in het histogram tegen de rechtskant aan komt. 


Misschien vraag je je nu af: maar waarom zou je een foto bewust vooraf foutief belichten?  Nou, dat heeft te maken met de techniek van de sensor. Zonder al te technisch te worden mag je aannemen dat de sensor in staat is om meer beeldinformatie en minder ruis te registreren in het lichte deel. Dus aan de rechterkant van het histogram. 

En ja, een ETTR foto ziet er in eerste instantie wat bleek en flets uit. Maar juist in de nabewerking wordt dat gecorrigeerd. Door de witte en zwarte tinten, het contrast en de algehele belichting aan te passen kom je uiteindelijk tot een goed belichte foto. Daarbij komt ook nog dat het donkerder maken van lichte delen minder ruis en kwaliteitsproblemen oplevert dan andersom. 

Is ETTR dan iets wat je bij elke foto moet nastreven? Persoonlijk denk ik van niet. De huidige camera zijn technisch gezien behoorlijk vooruit gegaan in de laatste jaren. Met name het dynamisch bereik is fors groter geworden. Een RAW-foto is nu veel vergeeflijker dan pakweg tien jaar geleden. Daarom probeer ik het vooral ook praktisch te houden. Zolang je maar voorkomt dat onderbelichting ontstaat.

Werken met veel contrast in beeld

Ik schreef hiervoor al: de huidige camera’s zijn behoorlijk vooruit gegaan qua dynamisch bereik. Wat wil dat nu zeggen? Het dynamisch bereik is feitelijk hoeveel beeldinformatie de camera kan vastleggen tussen het lichtste en het donkerste punt. Hoe goed kan de camera nog details vastleggen in de schaduwen en tegelijkertijd in de hooglichten? 

Op een bewolkte dag is het niet zoveel verschil tussen het lichtste en donkerste punt. Maar neem eens een zonsopkomst of zonsondergang. Dan is het verschil enorm. Een landschap wat zowel een lichte lucht als een donkere voorgrond bevat is lastig om goed te fotograferen. En soms is het zelfs onmogelijk om een goede belichting vast te leggen in één enkel beeld. 

Je kunt er dan voor kiezen om de luchtpartij goed te belichten en later in de nabewerking de schaduwen en de donkere delen wat op halen, maar dat levert vrijwel altijd vervelend veel ruis op, waardoor je details verliest. 


Een betere optie is om dan te werken met een Gradueel ND-filter of met meerdere belichtingen. Een Gradueel ND-filter (grijsfilter) is een filter waarvan slechts een deel donkerder is. Dergelijke filters zijn er met een harde en een zachte overgang. Het donkere deel houdt dan een deel van het licht tegen, waardoor het grote contrast wat minder wordt en de camera in staat is om dit goed vast te leggen. Met een goede belichting op zowel de lucht alsook op het landschap. Een Gradueel Grijsfilter is de beste oplossing wanneer je de foto direct bij het maken al correct belicht wilt hebben. 

Een alternatief is om meerder belichtingsopnames te maken. Een belichtingstrapje dus. Veelal bekend en op de camera terug te vinden als Bracketing. Dat kan handmatig waarbij je minimaal twee beelden maakt. Eentje van een correct belichte lucht en eentje van een correct belicht landschap. 

Veel camera’s kunnen automatisch zo’n belichtingstrapje maken met de Bracketing-functie. Dan worden er 3 of 5 (of meer) beelden gemaakt waarbij de belichting steeds een stapje wijzigt. Deze beelden kun je later samenvoegen in de nabewerkingssoftware. Dit wordt ook wel de HDR-techniek genoemd. 


Beide manieren zijn goed en elke manier heeft zo zijn voordelen. Zorg dat je beide technieken beheerst, dan kun je ze toepassen wanneer dat het beste uitkomt. Zelf maak ik veelal gebruik van de HDR-techniek. Nadeel daarvan is dat je niet meteen het eindresultaat in de camera ziet, iets wat je wel hebt bij het gebruik van het Gradueel Grijsfilter.

Creatieve belichting

Onthoudt dit: belichting is een creatief middel, niet een waarde die ‘op de juiste manier’ ingevuld moet worden. Een landschap is vol van beweging: water, wolken, bladeren, etc. Jouw keuze van belichting bepaalt hoe deze beweging wordt vastgelegd en ontvangen. 

Een lange sluitertijd zal de beweging vervagen, terwijl een korte sluitertijd dit scherp zal neerzetten. Je kunt de belichting wat manipuleren door deze kunstmatig te verlengen met behulp van een grijsfilter. Of de verkorten door een hogere ISO te gebruiken. 


Misschien wil je juist een high-key foto maken. Of een meer dramatische, donkere foto. En ondanks dat je de belichting altijd wat kun aanpassen in de nabewerking, is het belangrijk om tijdens het fotograferen, tijdens het maken van het beeld, al te weten wat je einddoel is. Voordat je op de ontspanknop drukt ‘moet’ je weten welke foto er uit gaat rollen. 

Door goed te begrijpen hoeveel de belichting nu met je foto doet ben je in staat om vooraf al het eindbeeld te visualiseren. En wees niet bang om te experimenten met de belichting. Of creatief om te gaan met de belichting. Jouw keuze van belichting maakt of kraakt uiteindelijk je foto.

Conclusie

Met de huidige camera’s is het niet zo moeilijk om steeds weer een correct belichte foto te produceren. Maar het neerzetten van een goede foto omvat veel meer dan alleen een correcte belichting. Wanneer je dat stuk eenmaal goed begrijpt en in de vingers hebt ben je in staat om een stukje verder te gaan. Dan kun je creatief belichten, een dramatisch tegenlicht shot maken, een silhouet, een high-key foto, of de suggestie van beweging. 

Niets beïnvloedt de uitstraling van een landschap meer dan de belichting. Daarom is het zo de moeite waard om de ‘kunst van goed belichten’ onder de knie te krijgen. Alleen dan zul je zien dat je foto’s er op vooruit gaan!